Wim Vullings
"als ik de brug over rij begint het van binnen meteen weer te kriebelen".
Voor onze rubriek “hoe is het toch met…. ” benaderen wij oud-Heijenaren die
elders in Nederland of in de wereld hun bestemming gevonden hebben. Deze
keer in de picture: Wim Vullings (67), zoon van Gerrit Vullings en An Vullings-
van den Hazelkamp.
Vader Vullings is vele jaren hoofdonderwijzer geweest aan de lagere school in
Heijen. Wim, al veertig jaar woonachtig in Veenendaal, is een goedlachse man,
zit vol vrolijke verhalen, en we brachten een paar aangename uurtjes met hem
door aan onze stamtafel op het terras van het Heijs Hepke.
Wim, waar ben je geboren?
Wim: “ik ben geboren op 2 maart 1945 tijdens de evacuatie. Mijn vader en moeder en drie kinderen waren geëvacueerd
naar Tolbert in Groningen. Mijn moeder was toen hoogzwanger. Ik ben in Groningen in het ziekenhuis geboren. Pas in
juni zijn we met het hele gezin weer teruggekeerd naar Heijen. In die tijd zijn er nog drie andere Heijense kinderen
geboren in Groningen. Het moet een verschrikking geweest zijn, maar ik heb er niets van gemerkt! Ons ouderlijk huis was
Hoofdstraat nummer 10, toen we nog geen straatnamen hadden heette het adres A165. Mijn opa van moeders zijde
Henry van den Hazelkamp was heerboer en woonde op de grond waar nu de slagerij Martens staat. De moeder van mijn
vader heette Kaak en de moeder van mijn moeder kwam uit de familie Verhasselt. Later hebben mijn ouders een huis
gebouwd aan de Boslaan. In dat huis wonen nu Piet en Joke Vinck. Ik heb nog veel contact met hen en via hen krijg ik
regelmatig het Hèjs Nèjs.
”Hoe was je jeugd?"
Wim: “Ik heb in Heijen op de lagere school gezeten, ook bij mijn vader in de
klas. Hij was streng, maar rechtvaardig, naar mijn idee. Ik mocht altijd op de
stang van mijn vaders fiets mee van en naar school. Op een dag zei mijn
vader: ga nu maar eens een keer lopend naar huis. Mijn vader kreeg
uitgerekend die keer een ernstig ongeluk bij het oversteken van de
Hoofdstraat. Daar is hij goed van hersteld, maar later kreeg hij meerdere
lichte hersenbloedingen. Hij moest op veel te jonge leeftijd stoppen met
werken. Hij is maar 62 jaar geworden. Ik ben op mijn elfde het huis
uitgegaan. Ik moest naar het Gymnasium op het Bisschoppelijk College in
Weert, waar de latere bisschop Moors directeur was.
Het Bisschoppelijk College was een internaat en het was er vreselijk streng.
Ik moest eerst met de bus naar Venlo, dan met de trein naar Roermond en daar overstappen naar Weert. Een hele
onderneming voor een jongen van 11! De tijd tot de kerstvakantie duurde elf weken. Er moest van tevoren een “hutkoffer”
worden gestuurd naar de kostschool met daarin elf onderbroeken, elfhemden, elf handdoeken, elf washandjes enzovoort.
Dat pakket werd bezorgd door van Gend & Loos.
In de kerstvakantie bracht van Gend & Loos de vuile was weer naar Heijen. Ik heb enorm veel heimwee gehad dat eerste
jaar. Later ging het gelukkig beter en heb ik er mijn draai wel gevonden. Het werd zelfs zo erg dat ik twee keer bleef zitten
in de vijfde klas, zeg maar “door invloeden van buitenaf ”. Ha ha!
Toen moest ik van school af. Ik ben daarna naar de paters Passionisten van het Gabriel College in Mook gegaan. Die
paters geloofden echt alles wat ik zei, dus daar heb ik in het begin flink misbruik van gemaakt! Maar ze kregen me toch zo
ver dat ik ging studeren en in 1965 heb ik mijn einddiploma Gymnasium-bèta gehaald.
Na mijn diensttijd waarin ik ambulancechauffeur was in Amersfoort en Hessisch-Oldendorf in Duitsland bij de 4e Groep
Geleide Wapens ging ik naar de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Ik riep al vanaf mijn jongste jaren dat ik veearts
wilde worden. Dat had misschien te maken met de contacten die mijn vader en moeder nog hadden in Tolbert. Wij
woonden tijdens de evacuatie in bij de plaatselijke veearts en gingen na de oorlog nog regelmatig over en weer op
bezoek. Het zou kunnen dat ik daar op het idee gekomen ben. De dienstjaren en mijn studietijd beschouw ik als mijn
glorietijd. Ik had eerst een Solex waar ik Heijen mee onveilig maakte. Ik was niet te beroerd de handen uit de mouwen te
steken en werkte overal, bijvoorbeeld in de cafés van Jan Hermsen en Corrie Deenen.
In het seizoen ging ik ook asperges steken om maar wat bij te verdienen. Ik trok veel op met de groep rond Gerrie
Koenen en we gingen regelmatig stappen. Ik was bij het zangkoor en de carnavalsvereniging. Vanaf mijn tijd in Mook heb
ik ieder jaar carnaval gevierd, meestal verkleed als clown. Een keer had ik mondeling examen op Aswoensdag. De hele
carnaval had ik met een rode snor rondgelopen. Die verf kreeg ik er met geen mogelijkheid in een keer uit. Ik ben wel
geslaagd, maar de professor keek wel een beetje raar naar mij! Zelfs toen we al in Veenendaal woonden en kinderen
hadden ging ik nog ieder jaar met carnaval naar Heijen. Overdag werken in de praktijk en ’s avonds reed Wil mij naar
Heijen en terug. De kinderen slapend op de achterbank… en ik op de voorbank! Tegenwoordig ga ik met carnaval in
Gennep naar de optocht kijken samen met Ria, mijn zus die helaas blind is. Ik vertel haar wat ik zie en zij legt dan uit wat
het betekent en waarom. Zo hebben we er allebei wat aan.
Tijdens mijn studietijd ging ik veearts Verkerk in Veenendaal helpen bij het inenten van koeien tegen mond en klauwzeer.
Dat verdiende zo goed dat ik binnen de kortste keren een Fiat 500 bij elkaar gespaard had. Ik vond het werk bij Verkerk
wel leuk, maar ik dacht: Veenendaal is echt een “zwarte kousen gemeente”, daar wil ik echt niet wonen of werken! Je
mocht er niets, het was er een dooie boel. Maar veearts Verkerk nam aan het einde van mijn studie toch contact met mij
op en bood mij een baan aan in de praktijk. Ik had inmiddels verkering met Wil Houdijk uit Boskoop en we besloten er een
jaartje te gaan wonen en dan maar eens verder te kijken. We zijn er nooit meer weggegaan!
Hoe komt Heijen nou aan verkering in Boskoop?
Wim, lachend: “op een dag was ik aan het werk in het café van Corrie Deenen, toen het ineens heel hard begon te
regenen. Er kwamen twee meisjes binnen die even kwamen schuilen. Ik heb ze maar een kopje koffie aangeboden. Ze
kampeerden bij een tante die een tent had staan bij de Heijense Molen. Ze vonden het maar saai in Heijen en ik heb ze
toen op het idee gebracht op zondagavond naar Jan Hermsen te komen, daar was het altijd gezellig. Dat deden ze toen
en met de kermis kwamen ze zelfs nog een keer terug. Een van de twee was Wil en met haar ben ik in 1973getrouwd en
in Veenendaal gaan wonen. We kregen heel snel drie kinderen. In 1974, 1975 en in 1976. De boeren daar zeiden: “hij
hoeft zijn broek maar aan de spijker te hangen en hij heeft het weer voor mekaar.” Daar zat wat in natuurlijk! Inmiddels
heeft het paar vijf kleinkinderen.
Eén jaar is Wim assistent geweest. Daarna werd hij partner en na vier jaar bouwden ze samen een nieuwe grote
dierenartsenpraktijk in Veenendaal. Tien jaar geleden heeft Wim daar afscheid genomen. Misschien iets te vroeg, meent
Wim nu. Door fusies en dergelijke werken er nu wel zeventien veeartsen en elf assistenten. Erg groot dus. De praktijk
omvat het hele gebied tussen Amersfoort, Utrecht en Arnhem. De laatste jaren van zijn werkzame leven heeft Wim zich
verdiept in de gezondheid van kippen. Het waren soms hectische tijden met veel nare dierenziektes.
En wat doe je nu, Wim?
Wim: “we hebben een redelijk grote tuin, die houd ik zelf bij. Ik heb wat schaapjes, duiven en kippen. Verder zijn we veel
op reis geweest. Telkens als een van de kinderen of van de broers of zussen ergens in een ver buitenland verkeerden,
gingen we er naar toe om er een kijkje te nemen. Onze dochter heeft veel in Azië gezeten en de man van mijn zus Thea
had een hoge functie bij het Vluchtelingenwerk van de Verenigde Naties. Zij reisden de hele wereld af en wij bezochten
hen dan. Dat reizen is nu wel een beetje voorbij, maar we gaan wel vier keer per jaar naar hetzelfde dorp in Oostenrijk.
Verder zit ik in de Lions’ club. We hebben in Veenendaal grote feesten georganiseerd en met de opbrengst daarvan
hebben wij in Rhenen drie aangepaste bungalows gerealiseerd. Hier kunnen gezinnen met een gehandicapt kind of ouder
een weekje vakantie vieren voor een zeer lage prijs. Alle voorzieningen voor een gehandicapte zijn er aanwezig. De
exploitatie doen we geheel in eigen beheer. Sinds een jaar heb ik ook het taxirijbewijs en rijd ik soms ritten voor een
bevriend taxibedrijf. Ik ben lid van een Gregoriaans koor. Mijn broer Henk, die in Maarn woont, is er dirigent van. Volgend
jaar gaan we met het hele koor naar Oostenrijk, dat moet georganiseerd worden. Kortom, ik heb nog geeneens tijd om
een keer opzij te kijken!”