Naast, of beter gezegd, áchter het levensmiddelenbedrijf had Nol Coenders ook een brandstoffenhandel. Het was nog vóór het aardgasveld in Slochteren ontdekt werd en de verwarming van de huizen gebeurde dan ook voornamelijk met kolen- en oliekachels. Afhankelijk van het soort kachel werd daarin cokes, anthraciet, eierkolen, briketten of huisbrandolie gestookt. Voor de opstart van menig kolenkachel werd aanmaakturf gebruikt.In de vijftiger jaren waren grote delen van het buitengebied nog niet aangesloten op het electriciteitsnet, zodat ook lichtpetroleum in het assortiment was opgenomen.Voor de opslag van dit alles was een in compartimenten verdeeld kolenhok (schop) aanwezig. Zowel het vullen als legen ervan was voorwaar geen licht en fijn karwei. Met zwart geblakerd gezicht heeft Nol menig “mud” kolen met zijn Opel Blitz bij de mensen afgeleverd. Met de komst van het aardgas was het met de kolenhandel gedaan uiteraard. Het kolenschop werd overgedaan aan boer IJzendoorn van de kasteelboerderij, die het als veldschuur herbouwde achter het woonhuis van de familie (Wim) Lamers aan de Kasteelstraat (toen nog Schoolstraat).